13 juni 2018

De Mannen

Lieve Marije,

Zo’n eerste week op de berg merk ik dat de winter sporen nalaat. Als je 300 jaar oud bent kun je vaak nog kwiek zijn, maar bij 301 komen de kwalen. Ik heb het over het familiehuis en even niet over mezelf, he? De vergelijking loopt goed op, maar volgens een andere tijdlijn.

Bij het schoonmaken ontdekte ik een slaapkamerraam dat niet meer open wilde en in de kamer ernaast wilde er één niet meer dicht. Pas bij het poetsen zag ik dat het glas van het keukenraam gebarsten was en toen de eerste gasten kwamen, ontdekte ik dat het voordeurslot weigerde. Diep in de nacht stonden de gasten buiten en ik sliep heerlijk tot de telefoon ging. Gek dat zo’n slot het altijd doet tot het stuk is. Je staat er niet bij stil welke ellende je dagelijks bespaard wordt als alles soepeltjes loopt.

Dus nu de schrijvers er zijn, komen ook de Mannen. De timmerman die wereldkampioen achteruitrennen is en een Tshirt draagt met een print van zijn medaille. De aannemer die een kozijn vastzet terwijl hij vertelt over zijn volgende reis. “Ik heb mijn school niet afgemaakt en spreek geen woord over de grens’, zegt hij. Maar die grens is denk ik de Melkweg. De man heeft hoeken en gaten van de wereldbol gezien waar ik alleen van kan dromen. “Manilla is niks’, zegt hij tussen het cement spatelen door.

Dan komt de internetmonteur die op het dak gaat staan om een signaal te vangen. Mijn broer brengt nog even twee boekenkasten langs die ik graag wilde hebben, maar de deur blijkt te laag of de kasten te hoog en ik sta er wat beteuterd bij. Dit had ik ook niet voorzien.

De schrijvers merken niks van die bedrijvigheid en als jij zegt dat het thema van gisteren “rennen’ was, dan geef ik je groot gelijk.

De kleurrijke Mannen repareren met liefde voor hun vak. Het huis knapt daarvan op en ik spreek het vandaag wat moed in. Het zijn kwaaltjes, meer niet. Je hebt gewrichtspijn in je scharnieren. Wie 300 is, wordt alleen maar mooier. De haarscheurtjes in de muren, de gladgestreken relingen en de door voeten gepolijste marmeren traptreden maken je fraaier. Hé, hé, lijkt het te zeggen.

 

En langzaam begint de plek mee te doen met de deelnemers. De Schrijver zit graag onder de vijgenboom terwijl zijn mevrouw Lach op het gazon een plek heeft met hem in haar blikveld. De Dichter en mevrouw Zwijntje wisselen binnen en buiten schrijven af. Mevrouw Sportief weet dat zij ’s ochtends vroeg als zij gaat rennen de deur mag openlaten zodat het huis kan ademen. Als ik dan beneden kom, dan lacht de zon me toe. En zo vinden we snel onze plek en onze draai in en om het huis.

’s Avonds bij de open haard leest iemand voor uit eigen werk. Soms schuchter, soms blij dat die dag zijn verhaal is opgeschoten. We praten en lachen, fantaseren en adviseren. Plannen worden gesmeed en ervaringen gedeeld. En alle verhalen blijven hier op de berg, zeggen we tegen elkaar. Onder de vijgenboom of aan de keukentafel.